In de traditie van de Kerk heet dit de geestelijke communie, omdat wij, hoewel wij niet in de gelegenheid zijn de heilige gaven van Christus’ Lichaam en Bloed te ontvangen, verlangen met onze Heer verenigd te zijn als in de sacramentele communie.
Deze geestelijke communie is geen sacrament maar ”de zuiveren van hart, die vurig wensen dat hun het heilig Sacrament mocht worden gegeven, ook als dit niet mogelijk is, ontvangen de genade van het Sacrament naar de maat van hun verlangen en gesteltenis” (Johannes Tauler).
Mijn Jezus,
ik geloof dat Gij
in het allerheiligste Sacrament tegenwoordig zijt.
Ik bemin U boven alles
en wens U in mijn hart te ontvangen.
Maar ik kan dit nu niet werkelijk doen;
daarom bid ik U:
kom tenminste op geestelijke wijze in mijn hart.
Ik omhels U, alsof Gij reeds gekomen waart
en verenig mij geheel en al met U.
Laat mij toch nooit van U gescheiden worden.
Ofwel:
Mijn Jezus,
ik geloof dat Gij
in het allerheiligste Sacrament tegenwoordig zijt.
Ik bemin U en verlang naar U.
Kom in mijn hart.
Ik omhels U; verlaat mij nooit meer.
Heilige Vader, machtige eeuwige God,
om recht te doen aan uw heerlijkheid,
om heil en genezing te vinden
zullen wij U danken, altijd en overal
door Christus onze Heer.
Want Gij gunt uw gelovigen de vreugde
jaarlijks met een zuiver hart naar het paasfeest toe te gaan:
dit is een tijd van meer toeleg op het bidden,
van grotere aandacht voor de liefde tot de naaste,
een tijd van grotere trouw
aan de sacramenten waarin wij zijn herboren.
Zo groeien wij tot de volheid der genade
die Gij uw kinderen hebt toegezegd.
Heilige Vader, machtige eeuwige God,
om recht te doen aan uw heerlijkheid,
om heil en genezing te vinden
zullen wij U danken, altijd en overal.
Gij hebt gewild dat wij U dank betuigen
door onszelf te versterven.
Zo behoedt Gij ons, zondaars,
voor overmoed en eigenwaan
en doordat wij het voedsel broederlijk delen
met hen die honger hebben,
maakt Gij ons tot navolgers van uw mildheid.