Het hart is al van oudsher het symbool van het wezen, de ‘ziel’ van de mens. “Want God ziet niet zoals een mens ziet; een mens kijkt naar het uiterlijke, maar de Heer kijkt naar het hart”, krijgt de profeet Samuël te horen in het verhaal over de zalving van de jonge David tot nieuwe koning. En de profeet Ezechiël moet aan de Israëlieten verkondigen dat God hun stenen hart zal vervangen door een nieuw hart. In het Nieuwe Testament wordt van Maria gezegd dat ze de woorden van de engel bewaarde ‘in haar hart’. Jezus zelf drukt zijn volgelingen op het hart zich niet te verliezen in wereldse dingen, maar een schat in de hemel moeten zien te verzamelen: “Want waar uw schat is, zal ook uw hart zijn.” En dat hart moet branden van geloof. “Was het niet hartverwarmend zoals Hij onderweg met ons sprak en de Schriften voor ons opende?”, vragen de Emmaüsgangers zich luidop af als ze zich realiseren dat ze met de verrezen Heer de tafel hebben gedeeld.
Naarmate het hart in de loop der tijden meer en meer het symbool van de liefde werd, groeide ook de verering voor het Hart van Jezus. De devotie voor het heilig Hart van Jezus groeide in de tweede helft van de 19de en de eerste helft van de 20ste eeuw naar een hoogtepunt. Uit die periode dateren ook de bekende prenten en beelden van Jezus met een brandend hart op zijn borst, de H. Hartprocessies die onder impuls van H. Hartbonden overal te lande werden georganiseerd.